Besprekingen
Een dochter schrijft over haar overleden vader. Zij is nu lerares en hij had zich van boerenknecht opgewerkt tot kleine winkelier. De grenzen die hem gesteld waren, had zij doorbroken. "Dat ik tot een wereld behoorde die op hem had neergekeken" (blz. 105), was tegelijk zijn trots en tragiek. Zij blikt terug op haar armelijke jeugd, op haar gehechtheid aan dat milieu, waarvan zij inmiddels sterk is vervreemd. Een eerlijk portret, waarin afstand en intimiteit gelijkelijk aanwezig zijn.