Fransen wensen elkaar rustig tot eind januari een gelukkig nieuwjaar. Zo vreemd is het dus niet dat kort na Oudjaar in het jaar 2003 bij Lélia, de moeder van Anne Berest, een stapeltje gelukwensen wordt bezorgd. Tussen die wenskaarten is er een die anders is. Vier voornamen staan achterop: Ephraïm, Emma, Noémie en Jacques, verder niets. Het zijn de namen van de grootouders van moederskant en een oom en tante van Lélia, alle vier in 1942 in Auschwitz vermoord.
Die ansichtkaart - op de voorkant een afbeelding van de Opéra Garnier in Parijs - vormt de aanleiding voor dit boek, een verslag van de speurtocht die Berest ondernam naar de afzender. Onderweg leren we de familie Rabinovitch kennen, kort na de Oktoberrevolutie uit Rusland gevluchte Joden die alles in het werk stellen - ze verfransen zelfs hun namen - om zo snel mogelijk te integreren. Telkens weer vindt de overheid voorwendselen om hun de Franse nationaliteit te weigeren. Met als tragis…Lees verder
Fransen wensen elkaar rustig tot eind januari een gelukkig nieuwjaar. Zo vreemd is het dus niet dat kort na Oudjaar in het jaar 2003 bij Lélia, de moeder van Anne Berest, een stapeltje gelukwensen wordt bezorgd. Tussen die wenskaarten is er een die anders is. Vier voornamen staan achterop: Ephraïm, Emma, Noémie en Jacques, verder niets. Het zijn de namen van de grootouders van moederskant en een oom en tante van Lélia, alle vier in 1942 in Auschwitz vermoord.
Die ansichtkaart - op de voorkant een afbeelding van de Opéra Garnier in Parijs - vormt de aanleiding voor dit boek, een verslag van de speurtocht die Berest ondernam naar de afzender. Onderweg leren we de familie Rabinovitch kennen, kort na de Oktoberrevolutie uit Rusland gevluchte Joden die alles in het werk stellen - ze verfransen zelfs hun namen - om zo snel mogelijk te integreren. Telkens weer vindt de overheid voorwendselen om hun de Franse nationaliteit te weigeren. Met als tragisch gevolg dat ze in de oorlog door de Duitsers op transport worden gesteld. Alleen Myriam, de oudste dochter, weet te ontsnappen.
Berest (43), die eerder boeken schreef over de wordingsgeschiedenis van Bonjour tristesse van Françoise Sagan en over hoe je een voorbeeldige Parisienne wordt, kreeg in Frankrijk veel lof voor De ansichtkaart. Ze haalde de shortlist voor de Prix Goncourt en won de Prix Renaudot voor jongeren. Een pikant relletje ontstond toen Camille Laurens, een van de juryleden voor de Goncourt, in Le Monde een kritisch stuk over De ansichtkaart schreef, waarna bleek dat ze een relatie heeft met François Noudelmann, concurrent voor dezelfde prijs met een ook op de Shoah gebaseerd boek.De ansichtkaart bestaat uit vier delen die verschillend van aanpak, toon en stijl zijn. Het eerste deel is ronduit ontmoedigend. Berest vertelt de voorgeschiedenis van de familie door bij haar moeder te rade te gaan, die veel familieverhalen al zelf heeft nagetrokken. We volgen de omzwervingen die het gezin tot in Palestina brengen, waar overgrootvader Nachman een sinaasappelplantage begint. Uiteindelijk zien de Rabinovitchen daar geen toekomst. 'Best', zegt Emma, 'dan gaan we in Parijs wonen.'
Zo bondig als dit zinnetje wordt die majeure beslissing beschreven, wat typerend is voor het hele eerste deel. Over hun afwegingen komen we niets te weten. Berest noteert de gebeurtenissen in chronologische volgorde zonder zich in de hoofdpersonen te verplaatsen, waardoor ze geen diepte krijgen. Een opmerkelijke terughoudendheid voor een boek dat als roman wordt gepresenteerd. Daar komen tuttigheden bij als: 'Het ergst waren de ansichtkaarten, dun gekleed als jonge meisjes die in de winter zonder jas met blote armen rondlopen.' Dat de vertaling niet steeds soepel loopt, maakt het er niet beter op.
Lichtpunten zijn de stukken van Noémie, die schrijver wilde worden. Een paar van haar observaties zijn opgenomen. Etty Hillesum komt in gedachten; ook aankomend schrijver, in de knappe biografie van Judith Koelemeijer tot leven gewekt. Net als Hillesum weigert de familie Rabinovitch tot het laatst te geloven wat hun te wachten staat.Levendiger wordt het boek als Berest in een intermezzo bij zichzelf te rade gaat. Ze vertelt over haar dochtertje, dat op school op haar Joods-zijn is aangesproken, vraagt zich af hoe ze daarmee moet omgaan en komt weer in contact met de Joodse rituelen, die amper een rol speelden in haar leven. Intussen gaat de zoektocht door. Berest neemt een detective en een handschriftdeskundige in de arm. Het aardige is: die mensen bestaan echt, Duluc Détectives heeft een keurige website. De zoektocht brengt moeder en dochter in Les Forges, het Normandische dorp waar de Rabinovitchen heen verhuisden omdat het veiliger zou zijn dan Parijs. Hun huis blijkt na de oorlog leeggeroofd. Ze vinden de buurman die zich de kostbare piano toe-eigende.
Het laatste deel vertelt over het leven van Myriam, die vluchtte naar het Frankrijk van Pétain met haar man, Vicente Picabia, zoon van de schilder. Met hem komt een artistiek milieu binnen: Marcel Duchamp, André Gide, Nathalie Sarraute - ze doen op de achtergrond mee. Haar vluchtauto deelde Myriam met kunstenaar Hans Arp. Aan het eind beschrijft Berest hoe Myriam te midden van de naar Parijs teruggekeerde overlevenden van de kampen tevergeefs naar haar familie zoekt. Het zijn de meest indringende passages.
Berest had het goed gezien, de ansichtkaart is zeer geschikt als vertrekpunt voor een boek. Het materiaal dat haar onderzoek opleverde, is rijk en overvloedig. Dat ze er een jongerenprijs voor kreeg, is te begrijpen, de zoektocht zorgt ervoor dat je doorleest. Jammer dat ze haar vondsten zo schematisch uitwerkt, waardoor haar voorouders geen mensen van vlees en bloed worden. Ze springt van voorval naar voorval, zodat je opgelucht bent als ten langen leste de afzender van de ansichtkaart wordt achterhaald.
★★☆☆☆
Uit het Frans vertaald door Ghislaine van Drunen en Annelies Kin. Nieuw Amsterdam; 400 pagina's; € 25.
Anne Berest kreeg voor dit boek de Prix Renaudot voor jongeren.
Verberg tekst